Bigwall Climbing by Jan van der Meulen

In fact Jan van der Meulen is a classic bigwall climber. His urban adventures are done just for fun and practice. The real work is done in the mountains. Here he describes his bigwall-climbs in Yosemite. This report shows Jan like he really is - many news reports stress the spectacular aspect of his climbing - but Jan likes to stress the honest hard labour and professionalism of his climbing.

The pictures are not form Yosemite, but from new routes Jan opened in Northern Italy.


Een big-wall-droom: Yosemite - Jan van der Meulen

Een totaal geflipte, cowboy-achtige chauffeur, een enorme 'gun' binnen handbereik, brengt ons per pick-uptruck naar het Yosemite National Park in Californi‰. Met open monden van verbazing kijken we in de vallei om ons heen. Bomen zijn vaak zestig meter hoog. Granietklompen meten 300 tot 1.000 meter. De grootste rotsklomp is El Capitan. Zijn afmetingen bedragen 1.000 bij 1.500 meter; een klomp gepolijst graniet. Een absolute big-walldroom.

El Capitan laat zich alleen bedwingen door middel van 'bigwall climbing'. Dat is het beklimmen van loodrechte tot overhangende rotsen van 1.000 meter of hoger. Technisch gezien is het een van de moeilijkste vormen van het bergklimmen. Bij een wand van 1.000 meter bestaan de routes uit 25 tot 30 touwlengten. Ze hebben een zeer hoge moeilijkheidsgraad. Daarom is alles toegestaan. Je gebruikt de best denkbare materialen en je schroomt er evenmin voor 'artificieel' te klimmen. Dat wil zeggen dat je haken gebruikt om je te kunnen voortbewegen. Je hangt er bijvoorbeeld met een zogenaamde fifi-haak een touwladdertje aan, waarlangs je omhoog klimt; vanaf de bovenste sport van het ene laddertje stap je over naar de onderste sport van het volgende, inmiddels opgehangen aan een weer hogere rotshaak. Met een speciaal touwtje trek je het onderste laddertje dank zij de fifi-haak uit het oog van de in de rots geslagen haak. Vanwege de lengte en de moeilijkheid, kunnen deze beklimmingen soms veertien dagen duren.

Op zo'n tocht neem je een hele hoop klimmateriaal mee. Een gordel met veertig musketons en een set van dertig nuts; eventueel neem je van elke soort nog een aantal extra mee Een helm, touw, bandslingers en een hamer plus boorhaken. Verder natuurlijk de onvermijdelijke slaapzakken, slaapmatjes, brander, pannetje, voedsel en zelfs zo'n 20 tot 3o liter water. Uiteraard is het onmogelijk zo'n partij ballast in een rugzak mee te zeulen tijdens het klimmen. Daarom neem je het materiaal mee in een zogenaamde haul-bag. Dat is een zak met een inhoud van 150 liter, die gemaakt is van zwaar nylon. Die zak hijst de voorklimmer van 'standplaats' naar 'standplaats'. Die bezigheid heet - heel origineel - haul-baggen.

Er zijn twee soorten big-wall klimmen. Je kunt een route klimmen die al eerder door anderen is geklommen, zodat de routebeschrijving bekend is. Een heel ander verhaal vormen de 'eerste beklimmingen'. Dat is het echte pionierswerk. Daarbij heb je geen idee van de gevaren, moeilijkheden en bivakmogeliikheden die het verticale terrein te bieden heeft.

Tot nu toe heb ik drie big-wall ervaringen achter de rug. Over de eerste gaat dit verhaal. De andere twee vonden plaats in Noorwegen. Daar heb ik in 1983 de Troll-noordwand beklommen en in 1985 de Brudgommen-noordoostwand, respectieveliik met Peter Mosch en met Christoph von Schulz. Vooral die laatste tocht met Christoph was heel indrukwekkend, ook internationaal gezien. Het betrof een zogenaamde absolute eerste beklimming en we noemden deze heel chauvinistisch: 'Crack 'n Dutch'.

El Capitan - in de volksmond 'El Cap' - is een van de bekendste big-walls ter wereld. Door de ligging en de extreme moeilijkheid ervan is het voor de echte Nederlandse rotsklimmer een droom hem ooit te kunnen trotseren. Voor Frank Heusden en mij ging die droom in 1980 in vervulling.

Frans ontmoette ik toen ik drie jaar intensief rotsklimmen in het Belgische oefengebied Freyr erop had zitten. Je moet je Frans voorstellen als iemand met een enorm vlotte babbel, gekleed volgens de laatste mode in de Engelse klim-'scene' en alles behalve bescheiden over zijn kwaliteiten op klimgebied. Zelf hul ik mij in helm, overhemd en knickerbocker, waarmee ik oog als een oerdegelijke klimmer, op zoek naar het eerlijke en absolute van het rotsklimmen; ik ben keihard ten opzichte van de concurrentie.

Daar je bij het zoeken naar Nederlandse topklimmers snel door het beschikbare arsenaal heen bent, moest ik zijn pad wel kruisen. In Freyr bewezen we elkaar wat we waard waren. We beklommen samen onder andere een zesde-graads route van twee touwlengtes hoog. Op dat moment vormden we een uniek klimduo dat door klimmend Nederland gevreesd en gehaat werd. Dat kwam vooral doordat we alleen vrij probeerden te klimmen. Bij vrijklimmen gebruik je geen zekeringspunten - zoals haken en nuts - als middel om je voort te bewegen of als rustpunt. Die vorm van klimmen was destijds voor Nederlanders ongebruikelijk. Op deze techniek trainden we in Belgie en Zuid Frankrijk om hem later te kunnen toepassen in Yosemite.

Terug naar de voet van El Cap. We zijn enthousiast en overmoedig, dus denken we die wand wel even te bedwingen. Zoals gebruikelijk kiest Frans de route. Zijn voorkeur gaat uit naar de Salathe Wall, een zesde-graads wand, waarbij artificieel klimmen nodig is. Onze eerste poging mislukt: we zitten op de verkeerde route. Ook bij de tweede poging dreigen we fout te klimmen, maar gelukkig wijst een attente Amerikaan ons de juiste route.

De nacht voor het uiteindelijke vertrek slaap ik slecht. Ik heb zeer realistische visioenen van wat er bij zo'n beklimming zoal mis kan gaan. Bovendien bestoken de 'fucking mosquito's' me en lopen de beren uit het park uitgerekend over mijn slaapzak, wat ook al niet bevordelijk is voor de nachtrust Toch staan we om half zeven op; via de asfaltweg gaan we naar de voet van de wand.

Het eerste stuk is een fluitje van een cent. We hebben di voorgaande dag de eerste lengten al van gefixeerd touw voorzien, dus zitten we in een mum van tijd in de derde touwlengte. Het klimmen gaat vlot, het haul-baggen zwaar en traag. De tiende touwlengte brengt ons op 'Mammouth Terraces'; daarna 45 meter afdalen langs het touw. Dat is een frustrerende bezigheid, want je weet dat je vervolgens een hoop moeite moet doen om weer op hetzelfde niveau te geraken.

Ik mag niet zeuren van mezelf. Het wezen van klimmen is juist dat je het jezelf moeilijk maakt. We komen aan op 'Lung Ledge'. Dat is een smalle, lange, ongelijkmatige band van zo'n 75 centimeter breed. De bivakplaats. We moeten in elkaars verlengde slapen. Maar het is in elk geval vlak. Een meevaller. Een andere meevaller bestaat uit de vondst van vier jerrycans met in totaal ongeveer 8 liter water. Deze vondst zal onze redding blijken, want er is hier in geen velden of wegen water te bekennen. De smaak van het water laat te wensen over; de etiketten op de jerrycans vermelden dat ze ooit anti-vries bevatten.

Omdat het nog niet donker is, besluiten we de volgende touwlengte alvast van een touw te voorzien. Ik klim omhoog langs een steile spleet die dood loopt. Vandaar laat ik me 20 meter zakken. Tien meter links van mij hangt een losse vertikale plaat van veertig meter hoog. Daarlangs is het mogelijk verder te klimmen. Als een bezetene ren ik van links naar rechts en na een paar pendels bereik ik de plaat. De spleet achter de plaat is te breed voor vuistverklemming en te smal om je lichaam erin vast te zetten. Ik doe een angstige poging een tussenzekering te plaatsen met behulp van onze grootste maat nuts. De constructie houdt niet en ik zwaai terug-naaraf. Het spel van pendelen begint weer van voor af aan en ik beland wederom bij de spleet. Daar improviseer ik met een mij volslagen nieuwe techniek om hem te beklimmen. Na een meter of tien klimmen besluipt de angst om te vallen me. Ik zit tien meter links van het laatste zekeringspunt. Als ik val, sla ik met een doodsklap tegen de rotsen. Nog vijf hele meters tot de verlossende richel.

Dit zijn van die interessante momenten van het klimmen. -tet spelletje heet 'kan ik dit wel of kan ik dit niet'. Teruggaan betekent vallen. Doorgaan leidt tot veilig over komen of een nog grotere val.

Er is geen keus, ik moet vooruit. Angstig piepend bereik ik de verlossende greep. De wanhoop stijgt ten top als ik niet meer in staat blijk me aan de toch zeer riante greep op te trekken. Met behulp van voet- en knieverklemmingen kom ik uiteindelijk op deze richel, 'Hollow Flake Ledge' genaamd. Ik voel me totaal leeggeklommen en twijfel aan de 21 touwlengtes die ons nog te wachten staan.

De volgende dag gaat het klimmen minder snel. We zijn lichtelijk aangeslagen en werken ons met veel moeite rechts om 'The Ear' heen. Ook dat is een losse plaat, met een hoogte van vijftien meter. Hij loopt naar buiten taps uit. Je kunt kiezen hoe je hem wilt beklimmen. Klim je zo dicht mogelijk achter langs, dan kom je bovenin klem te zitten. Klim je daarentegen naar buiten toe, dan is het weliswaar breder, maar je kijkt in een gapende diepte van vierhonderd meter. Het lukt ons dan ook niet deze 'chimney' vrij te klimmen. Ik plaats een 'friend' nummer vier hoog in de spleet. Hieraan trek ik me op, zodat ik me om de lastige passage heen kan werken. Frans heeft een twintig centimeter kortere 'reach' dan ik. Daardoor kan hij deze friend tijdens het naklimmen nauwelijks verwijderen. Hij komt volledig klem te zitten. Gillend als een mager speenvarken krijgt hij de 'enemy' uiteindelijk toch los.

Om beurten voorklimmend lukt het ons vandaag slechts zeven touwlengten verder te komen. Ons tweede bivak is op 'El Cap Spire', een rotspilaar van veertig meter hoog met een oppervlakte van vier bij vier meter. De bodem van de spleet is bedekt met een twintig centimeter dikke laag stront, achtergelaten door onze voorgangers. Helaas ben ik aan de beurt om voor te klimmen, dus flink doorwerken en niet vallen is de boodschap!

In het bivak aangekomen genieten we van het prachtige uitzicht. 's Ochtends tapen we onze handen flink in om ze te beschermen tijdens het vuistverklemmen in spleten. Opdat de tape in de loop van de dag zeker niet zal loslaten, spuiten Wt de handen voor het tapen in met lijm. Dat maakt 's avonds het verwijderen van het tape tot een ware marteling. Ik ben telkens verbaasd dat er nog vel op mijn handen achterblijft.

De ochtend van derde dag worden we gewekt door een hoog gefluit. Het blijkt afkomstig van twee parachutisten die 400 meter boven ons over de rand zijn gedoken. De chutes ploppen zo'n 3oo meter boven de grond goed open, zodat de mannen een veilige landing maken in de vallei. We staan wat beteuterd te kijken, omdat de passanten snel en comfortabel in de vallei arriveren, terwijl wij nog zeker twee dagen nodig zullen hebben om de top te bereiken.

We gaan over tot het ontbijt. Dat bestaat, zoals elke dag, uit een half kopje muesli en een crackertje met honing voor ieder. Het menu voor de lunch vermeldt een half pakje rozijnen. Wat een afwisseling!

De dag gaat veel te snel voorbij en we komen maar zes touwlengtes hoger. Het plateau waarop we moeten bivakkeren is niet comfortabel. Het helt 15 graden naar beneden, stinkt naar stront en pis en is daarenboven hobbelig. Desalniettemin doen we ons tegoed aan het avondmaal: drie crackertjes met honing en een klein stukje kaas. Dat is weer smullen geblazen!

Moe, uitgehongerd en met pijnlijke handen ontwaken we uit dromenland, dat overheerst wordt door een gevecht tegen de zwaartekracht. De lol is eraf en van onze grote monden is nog maar weinig over. We krijgen onze vingers niet eens meer recht; als lopende-band-klimmers zetten we ons werk voort. Frans klimt het acht meter overhangende dak van 'Head Wall' voor. Ik klim met behulp van speciale stijgklemmen omhoog langs een gefixeerd touw. We noemen dit 'jumaren'. Een geweldige angst haalt me plotseling uit mijn roes. Onder me is een put van 800 meter diepte, waarboven mijn beentjes vrolijk bungelen. Boven me alleen een touwtje van negen millimeter doorsnee. Wellicht zou het goed voor het zelfvertrouwen zijn om deze lengte wat subtieler te nemen, daar ik 'Head Wall' nog moet voorklimmen en die hangt flauw over een lengte van veertig meter. Toch lukt ook dat me. Frans geeft de haul-bag vrij en ik takel hem vanuit de standplaats omhoog. Het weer is stralend, maar de harde, koude wind maakt er een frisse bezigheid van. De touwen wapperen horizontaal(!) in de wind; ze lijken op de stromende lucht te drijven. Frans neemt de kop over. Ik probeer mijn positieven bij elkaar te houden. Als hij het verlossende "Relais!" roept, smeer ik hem snel van deze winderige plek.

Na twee opeenvolgende touwlengten die Frans voorop klimt, valt mij de 3de en laatste ten deel. Half suf plaats ik de grootste friend in een spleet. Mijn gebrek aan vertrouwen in dit meest instabiele nummer resulteert in een duik, gelijk aan de lancering van de eerste prototypes van Von Braunraketten. Zes meter lager sla ik, ondersteboven hangend, bijna in. Ik ben blij dat ik mijn helm op heb; een 'jump' in de laatste touwlengte van een big-wall is al erg genoeg en hoeft niet ook nog te eindigen met een ongeluk. Frans is weinig vereerd als ik te kennen geef dat hij ook deze lengte nog op kop mag klimmen.

Half vijf 's middags: eindelijk de top. De overgang van de loodrechte wand in een volkomen vlakke top is bijna onwerkelijk. We lopen wat heen en weer om te wennen aan het bewegen op het horizontale vlak. We hebben nog waterflessen over en daar zijn we best trots op; we hebben daarentegen geen hap meer te eten. Geen probleem denken we. In de verte ontwaren we twee yanks die op dit topplateau als een koppel hamsters chocola en anders lekkers naar binnen werken. We vertellen hen over onze vierdaagse tocht en over onze karige maaltijden. Met volle mond knikken ze instemmend. Er valt een stilte die alleen doorbroken wordt door hun gesmak. Ik vraag me af of mijn Engels inderdaad zo slecht is als Frans steeds beweert, of dat deze Amerikanen gewoon grenzeloos naief zijn. 'Geven' komt in hun vocabulaire kennelijk niet voor, dus vraag ik uiteindelijk brutaalweg om een stuk chocola. We krijgen zowaar ieder een klein stukje en blazen de aftocht. Het is al laat, dus besluiten we langs de veiligste weg af te dalen en niet via de afsnijding aan de westzijde, waar we in het donker de twee plaatsen voor het touwdalen ongetwijfeld toch niet meer kunnen vinden. De beslissing betekent een vierde bivak, deze keer echter zonder diner en ontbijt.

De lezer dient zich ons nu voor te stellen als twee uitgehongerde schoffies, die niet meer helemaal normaal zijn als gevolg van de vele inspanningen. Het resultaat van onze big-wall beklimming. Dienovereenkomstig besluiten we in dit prachtige nationale park, waar alles streng gereglementeerd is, een vreugdevuur te bouwen. De vlammen laaien ruim twee meter op. Totaal van de normale-mensenwereld vervreemd staan we er niet eens bij stil dat hier in de wijde omgeving geen druppel water te bekennen is om deze uitspatting te blussen.

Na dit uitbundige feest ontwaken we de volgende morgen met een gevoel dat verwant is aan ons gedoofde vuur. Ontbijt is er niet, dus beginnen we gelijk aan de veel te lange terugtocht.

Het bereiken van de vallei, om drie uur 's middags, voelt als een openbaring. ETEN! In de rijk gevulde supermarkten zouden we wel alles willen kopen. De teleurstelling is groot als onze magen al na een paar hapjes gevuld blijken te zijn.

Zo, onze referentie is verlegd en de dikke verhalen kunnen weer beginnen.


Back to: Jan van der Meulen, Urban Adventure Home

© 2001 Jan van der Meulen, Petr Kazil - 4 January 2001 - Do you know any other Urban Adventurers like Jan? Mail me at (obfuscated) kazil a.t euronet d.o.t nl